Als ik aan mijn jeugd denk, denk ik buiten spelen. Herinneringen aan elastieken, buskruit, belletje lellen en rolschaatsen tot de lantaarnpalen aan gingen. Als die aan gingen moesten we binnen komen van mijn moeder. Van mijn grote broer leerde ik dat je die ook uit kon trappen. Klinkt als of we een stel vandalen in de dop waren, maar het was gewoon effectief. Want er stond bij ons pal voor het keukenraam een lantaarnpaal. En die ging naar mijn mening, en die van de buurtkinderen veel te vroeg aan.
Ik kom uit een gezin met drie kinderen, ik heb een zus en een broer. Drie huizen verderop woonden drie meiden van onze leeftijd waar we veel mee optrokken. Je kunt wel stellen dat we samen zijn opgegroeid. Ik heb mooie herinneringen aan die tijd. Er was altijd iemand om mee te spelen of om ruzie mee te maken.
Vandaag ging ik met een vriendin, mijn broer en zus en de kids naar een indoorspeeltuin. En wie kwamen we daar tegen? Twee van onze drie buurmeisjes van vroeger met hun kinderen.
Weet je wie dit is? Vroeg ik enthousiast aan mijn zesjarige. Toen ik zo oud was als jij woonden we bij elkaar in de straat en speelden wij heel veel met elkaar! Hij dacht er even over na en ik hoorde hem denken: Boeie! En rende weer naar zijn neefjes op de trampoline.
Inmiddels hebben wij de leeftijd bereikt die onze ouders hadden toen we nog bij elkaar in de straat woonden. En onze kinderen zijn zo oud als wij waren toen we dagelijks met elkaar optrokken. De oudste van ’the next generation buurtkinderen’ is al zestien jaar hoorde ik vandaag. Zestien, dus bijna volwassen. Als in: Ik voelde me ineens stokoud. En ik denk dat wij dat ook zijn in de ogen van de meeste zestien jarigen.
Voor Shops with love blogde ik ook over ouder worden. Over hoe het werkwoord luieren (ik luier, jij luiert, wij luieren) langzaam maar zeker veranderde in ik verschoon, jij verschoont, wij verschonen luiers. Lees hier verder.