Als je met je zieke zoon in een ambulance zit en de sirenes gaan aan, doet dat wat met je. Toen we instapten wist ik dat hij goed ziek was en dat we richting het Sophia kinderziekenhuis in Rotterdam gingen. Ik wist dat ze bij file de sirenes aan zouden zetten. Maar zodra ik dat geluid hoorde, werd het wereldwijd. Dan weten de bestuurders in de auto’s die aan de kant schieten ook dat er blijkbaar iemand ziek genoeg is om de sirenes aan te zetten.
Toen ik zussie vorige week met een naar hoestje en veertig graden koorts naar bed bracht, voelde ik de bui al hangen. Toen haar broer zondag ook met een verhit hoofd en rode lippen buiten speelde met zijn neefjes en nichtjes zag ik het al aankomen. Maandag heb ik me door de kinderarts gerust laten stellen dat het om een griepje ging die bij hem altijd twee keer zo hart aan komt. Woensdag was hij zo benauwd en moesten we zijn tracheacanule zo vaak uitzuigen, dat er die middag toch een ambulance richting het Rotterdamse ging met een ziek jongetje achterin. Dikke tranen van verdriet toen ik hem vertelde dat hij naar Rotterdam moest en aan iedereen die hem aansprak vroeg hij of hij ook weer naar de slaapdokter moest. Ik wist een flauw glimlachje tevoorschijn te toveren toen ik vertelde over de trams die in Rotterdam rijden.
Voordat hij klaar werd gemaakt voor transport is er nog even een kweekje afgenomen en werd hij volgepropt met de nodige medicatie. Met de Ipad, wat zouden we zonder moeten, op schoot begon de rit. Best spannend allemaal en wat mij betreft mocht de chauffeur best wat gas op die lolly gooien. Gelukkig viel mijn vijfjarige halverwege in slaap en werd hij wakker als we net vaart minderen en het ziekenhuis binnen reden. Blijkbaar is hij door de medicatie en het dutje voldoende opgeknapt zodat hij zich nog net even met het ambulancepersoneel kan bemoeien. Hij zal ze wel even de weg wijzen naar de afdeling ICKinderen zaal 1. Ook weet hij ons nog even het Ronald mc Donaldhuis aan te wijzen, de kleine wijsneus.
De omgeving, de geur van desinfectant en het Rotterdamse accent voelen vertrouwd en ik weet dat hij in goede handen is. Ik heb ’s middags al even contact gehad met het Ronald mc Donald huis en de gedachte dat er een schoon opgemaakt bed en een warme douche voor ons klaar staat neemt heel wat stress weg. Vannacht kunnen wij wat uurtjes rust pakken en mocht het nodig zijn, staan we binnen een paar minuten bij het bed van onze vijfjarige. Zussie kan zo lang bij opa en oma logeren. Zo fijn, maar oh wat zal ik haar missen.
Die nacht worden we inderdaad gebeld of we even kunnen komen. Hij kan niet slapen. En dat begrijp ik wel. Want niemand kan hem zo lekker in slaap kriebelen als zijn moeder. Ik drink een kopje thee bij zijn bed, zie zijn hartactie in ruststand komen, geef hem een nachtzoen en duik weer mijn warme bedje in van kamer 6.6.
Vanmiddag wist de arts te vertellen dat er uit de kweekjes is gekomen dat hij het RS virus heeft. Een virus waar de meeste mensen verkouden van worden. Of erger. Zoals onze vent met zijn belabberde luchtwegen. Er zit niks anders op dan uitzieken. Hopelijk is hij uitgeziekt voor zondag de 24e, want dan wordt onze vijfjarige een zesjarige. En zussie? Die heeft het heel goed bij opa en oma. Die stuurden net een filmpje van haar en sindsdien heb ik een steen in mijn maag. Want ik mis haar. En ook al heeft zij er niet zo veel aan om hier te zijn, dan maar om egoistische redenen: Ik kan geen dag langer zonder haar! Dus morgen wordt ze gebracht. En dan is ons gekke gezinnetje weer compleet. In het gekke Rotterdam. Op die gekke ic afdeling waar haar gekke broer ligt bij te komen van dat gekke virus. Never a dull moment.