Als ik tijdens het koken uit het raam kijk, zie ik mijn zoon op zijn fiets voorbij sjezen, met vlak achter hem zijn vader. Het plezier is van hun gezichten af te lezen. Zussie ligt op het speelkleed. Ze heeft net haar sokjes uitgetrokken en is de duplo treinbaan van haar broer aan het molesteren. Ik schenk nog een scheut wijn door de risotto en in mijn glas. Dertig seconden later komt mijn vijfjarige uitgelaten samen met zijn vader binnen en laat mij een plastic tas met de verzamelde kastanjes zien.
Zijn zusje gilt van blijdschap als ze haar broer binnen ziet komen. Hij begroet haar even blij en zet verontwaardigd zijn treinrails weer in elkaar.
Ik vliegte bijna de bocht in! Vertelt hij. Dan een verhaal over grote kastanjes en baby kastanjes, en vraagt dan om satéprikkers. Om poppetjes en spinnenwebben van de kastanjes te maken.
Vanuit de keuken hoor ik de kirretjes van zussie en de gesprekjes die mijn vijfjarige met zijn vader voert, en geniet volop van dit geluksmomentje.Tegelijkertijd voel ik een soort plaatsvervangend verdriet waar mijn geluksmomentjes altijd mee gepaard gaan. Verdriet voor de genen die het niet gegund is. Dat verdriet is door het langdurige verblijf op een kinder ic een deel van mij geworden. Het hoort bij mij en ik zou het niet meer kwijt willen, want het herinnert mij er aan hoe dankbaar wij mogen zijn.
Hoe groot onze zorgen ook zijn, hoeveel teleurstellingen wij ook krijgen te verwerken, hoe we ook worden beperkt in ons dagelijks leven, wij kunnen onze kinderen elke avond welterusten kussen. En dat maakt mij zó dankbaar en af en toe zo verdrietig…
Als mensen mij vragen hoe wij ondanks alles toch positief kunnen blijven, dan is dit de reden. We zijn letterlijk bij nul begonnen. Elk stapje dat we samen letterlijk of figuurlijk maken is een overwinning en maakt mij dankbaar en blij. En daarom heb ik, soms op het irritante af, een positieve instelling en negeer ik zuurpruimen.
En ik zou het niet anders willen.